Vertaal
Vertalingen in elkaar timmeren NL>FR
in elkaar timmeren (ww.) amocher (ww.) ; boxer (ww.) ; construire (ww.) ; flageller (ww.) ; fouetter (ww.) ; rosser (ww.) ; tabasser (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `in elkaar timmeren`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: aframmelen
NL: afranselen
NL: afrossen
NL: aftuigen
NL: in elkaar rammen
NL: ineentimmeren
NL: timmerend in elkaar zetten
NL: toetakelen